De zonen van Gerrit, Jacob en Willem Hendriks/Lentink
en van Gerrits kleinzoon Gerrit, zoon van Jan Lentink en Reintje Gorsselink in de militieregisters van Brummen.


Nederland had oorspronkelijk een leger van avonturiers, landlopers, buitenlanders.
Onder de Franse overheersing werd in 1811 de nationale dienstplicht ingevoerd: de conscriptie.
Na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 werden de strijdkrachten verscheidene keren gereorganiseerd. Ruwweg werd het zo: plaatselijk was er de Schutterij (vanaf 1901: de Landweer), voor de verdediging van de eigen omgeving de Landstorm, voor de verdediging van het vaderland de Landmilitie (in 1815: de Nationale Militie), voor buitenlandse acties de Armee.
In 1922 werd de Nationale Militie opgeheven en werd de dienstplicht voor land- en zeemacht ingevoerd. In 1938 werd het systeem van loting afgeschaft; in 1996 de opkomstplicht - we hebben nu alleen nog beroepsmilitairen.

De diensttijd was aanvankelijk vijf, later zes en vanaf 1884 zeven jaar. Daarvan was je hooguit anderhalf jaar in werkelijke dienst, daarna ging je met groot verlof; in die tijd kwam je dan nog enkele keren voor een week of zes op herhaling.
Ik werd zelf in april 1958 opgeroepen voor de landmacht, namelijk voor de infanterie. De normale diensttijd duurde 18 maanden; stroomde je door naar een vervolgopleiding, dan moest je 21 maanden dienen. Na verloop van tijd moest je weer voor 3 maanden op herhaling.

Jongens moesten zich laten inschrijven in het inschrijvingsregister van de Nationale Militie in januari van het jaar waarin ze negentien werden. Dat moest in de gemeente waarin de ouders woonden.

Op elke 100 inwoners moest één ongehuwde man in de Nationale Militie dienst doen, vrijwillig of door loting aangewezen. Wanneer je een laag nummer "trok" en ingeloot was, kon je tot 1898 voor veel geld een vervanger inzetten: een nummerverwisselaar (die zelf was uitgeloot) of een remplaçant (die nog niet aan de beurt was en die veel duurder was).

Bij de loting werd je in het lotingsregister op volgorde van je lotnummer ingeschreven. Nu werden ook o.a. het signalement en eventueel de reden voor vrijstelling (bijvoorbeeld broederdienst of lengte onder de 1,55 meter) opgeschreven. Die vrijstelling duurde doorgaans een jaar; het jaar daarop moest je je dan weer opnieuw aanmelden. Zodoende kon je in verschillende registers voorkomen.

Wikipedia meldt, dat in het midden van de 19e eeuw de gemiddelde lichaamslengte van de Nederlanders 164 cm was.
Ter vergelijking: Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek was de volwassen Nederlander in 1999 gemiddeld 173,5 cm lang; vrouwen 167, mannen 180 cm (die rond de 20 nog 3 à 4 centimeter langer).
Nu, 2014, behoren de Nederlandse mannen volgens Wikipedia met 184,8 cm, en zeker die van 20 jaar met 1,85 m, tot de langste ter wereld.


De gegevens werden op twee bladzijden naast elkaar opgeschreven. Hieronder ziet U van het aangegeven jaar steeds eerst de linker en daarna de rechter bladzij.


1814.




De Rhijnlandse voet was 0,3140 meter en werd onderverdeeld in 12 duimen van dus (afgerond) 0,026 meter. Marten was dus 1,57 + 0,078 is 1 meter, 64 centimer en 8 millimeter, Jan 1,45 m en 9 mm en Hendrik 1,68 m en 1 mm.


1815.










1817.


De voet was 0,3140 meter en werd onderverdeeld in 12 duimen van dus (afgerond) 0,026 meter; de streek of streep was 1 millimeter.
Hendrik, de zoon van Gerrit, was dus 1 meter, 65 centimer en 4 millimeter, zijn broer Jan 1,70 m en 1 mm; Willem, zoon van Jacob, 1,68 m en 4 mm, diens broer Hendrik 1,65 m en 1 mm en tenslotte Jan, zoon van Willem, die twee jaar geleden nog een lengte had van 1,45 m en 9 mm is nu 1,54 m en 5 mm lang.





1840.


Vanaf 1820 moest in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden het (uniforme) metrieke stelsel gebruikt worden. Daarbij gold: 1 el = 1 meter, 1 palm = 1 decimeter, 1 duim = 1 centimeter en 1 streep is 1 millimeter. Gerrit was dus 1,64 meter.